De Vliegenier en het Failliete Cafetaria


191027 - Groenenhoek Antwerpen Berchem


Een wandeling door een grote wijk. Straten met ronkende namen uit het planetarium, uit de mythologie, verwijzend naar veldslagen en edelgesteenten. Smaragd-, Topaas-, Turkooisstraat. De Ramskapelle-, Kortemark-, Passendalestraat. Of de Mercuriusstraat, Junostraat, Apollo, Mars.... De bordjes verwijzen allemaal naar "Berchem Frontgemeente", '14-'18 dan. Voor zover ik het juist heb liep de Antwerpse fortengordel daar door Berchem. Het uit elkaar geranselde Belgisch leger had zich daarachter teruggetrokken in een wanhopige poging de Duitse pinnemutsen buiten te houden, helaas.
Naast 'de vliegplein' ligt een grote lap volkstuintjes. Een koppel krijsende straalmotoren af en toe niet te na gesproken is het er stil. Links en rechts een wiedende Marokkaan, ook een paar Oude Belgen. Gebogen over hun lapje grond stralen ze rust uit. Het mankeert er nog juist aan wat Angelus-klokgelui. Thuis een diepvries vol boontjes, kolen en prei, petatten en tomàtten. De luchthaven dan. Zo open de poort, zo doods binnen. Te midden het modernisme ontmoetten we niet meer dan twee eenzame zielen. Eén, een poetsdame met een poetskar vol borstels, doeken en zakken en verscheidene emmers zeep- en spoelwater. Zoals het iets of wat poetsdame betaamt was zij tussen het poetsen door in gesprek met haar telefoon. Het ding handsfree tussen haar hoofddoek geschoven (ik snap nooit niet hoe dat bij die mensen altijd maar blijft zitten) kaatsten vreemde woorden met onbestemde klank hol door de lege hal. Haar kar duwde zij op automatische piloot langzaam voor zich uit. In de gangen op de eerste verdieping kwamen we verder nog een soort bediende (m/v) tegen, ook met zondagdienst. Gevraagd naar het luchthavencafetaria wist die dat dat falliet was gegaan. Spijtig was dat, we keken al efkes uit naar een pauze in stijl. We zwierven dan nog maar wat onwennig door het luchthavengebouw, een licht gevoel van suspense volgde ons op de voet. We vonden beeltenissen van onvervaarde luchtvaartpioniers en een ferme plakkaat brandglas. Verder was er geen kat te zien, niemand, nergens. Maar zo hebben we tenminste Jean Stampe en Maurice Vertongen leren kennen, vliegeniers die samen de Eerste Wereldoorlog uitvochten, alsook De Antwerpse Duivel, Jan Olieslagers. Olieslagers kreeg in 1900 als eerste in de geschiedenis een Minerva motorfiets aan de klap. In 1904 won hij daar de race Roubaix-Paris-Roubaix mee. Franse gendarmes hebben hem toen een boete getrakteerd voor het rijden zonder rijbewijs, zo staat het in de annalen beschreven. Achteraf ging hij tussen de soep en de petatten nog efkes het ene record na het andere vestigen, bijvoorbeeld ging hij als eerste mens op twee wielen over de 100 km/u. Na een bevlogen ontmoeting met de beroemde Louis Blériot stopte hij met die tweewielers om zijn palmares in de luchtvaart aan te vullen. Bij het uitbreken van WOI nam hij met zijn twee broers en drie Blériots XI vrijwillig dienst, Duitsers neerhalen. Van de 491 vluchten raakte hij 92 keer in een luchtgevecht verwikkeld. Hij is een keer neergestort (twintig dagen ziekenhuis), kreeg tal van onderscheidingen en bij zijn begrafenis in 1942 zong ondanks streng Duits verbod heel de kerk de Brabançonne. Hij is het die er voor zorgde dat Maurice Lippens sr. in 1923 een eerste steen kon leggen. Het luchthavengebouw op zijn beurt ging open in 1929.

No comments:

Post a Comment

reactinos or comments