Fort Merksem - Kapotte Brug (foto Karl) |
Fort van Merksem - Planton (foto Karl) |
Wij woonden aan het begin van de steenweg naar het Fort van Merksem. Het fort was ons dagelijks leven. De oefeningen op de vest, de jonge matrozen, het navy-blauwwit uniform-met-schouderflap, ze waren er altijd. Op een dag in de zomer jogde een peloton van die gasten langs ons voortuintje. Vader, die bezig was het gazon te sproeien, draaide met brede bewegingen een verkoelend regengordijn over de bezwete troep. Ik fietste er achter aan, tot aan het planton achter de hoge, witgeschilderde metalen poort waar MP's en politiehonden voor de bewaking zorgden. Naast het bureeltje van de MP's lag het cachot. De gebouwen liggen er beschut onder een metersdikke laag aarde, duizenden tonnen, uit de vest opgegraven. Honderden bomen hebben er met de jaren geworteld en er een apart, Ardens aandoend landschap van gemaakt.
Toen mijn oudste zus zeventien was en ik veertien, was zij absoluut van een oogverblindende schoonheid en meteen ook de oogappel van de soldaten die, wanneer de dienst er in de late namiddag opzat, op weg naar huis in file langs haar slaapkamerraam passeerden. Vanachter haar schoolwerk liet zij zich met plezier het bewonderende fluiten welgevallen. Op een dag ging zij zelf actief aan de slag. Met mij als een soort van chaperon en zij als mijn grote zus muisden wij er tussenuit, de buikvlinders achterna, het leven en de tijd vierden volop hoogzomer. Voorzien van plastiekzakken liepen we de straat uit, achterlangs de volkstuintjes vol rijpe aardbeien en ranke rabarberstelen tot bij de Kapotte Brug. De Kapotte Brug was voor ons, kinderen in de jaren 60, een geliefde trefplaats. Voor niet minder dan een kus trotseerden we er de vervaarlijke snoek en sprongen met kleren en al van het arduin af, recht in 't diep, donker water. De experimentele kennismaking met de warme mond van de meisjes uit de straat was een niet onverdeelde maar zeker onvergetelijke ervaring.
We propten onze kleren in de zakken, zwembroek en bikini hadden we reeds onderaan, sprongen in de vest zwommen de 50 meter over tot aan het fort, de zakken met één hand boven water. Op het fort aanbeland renden we lacherig in rechte lijn naar de poort die naar de onderaardse gebouwen leidde. In de kilte van de donkere, vochtige tunnel, met een peertje om de zoveel meters, hoorden we al gauw de typische geluiden van een refter. Steeds duidelijker klonk het geroezemoes, en dieper en dieper drongen we de vesting binnen. Halverwege verbrede de tunnel tot een rond pleintje waarboven de zoldering was opengewerkt. De zomerzon wierp er een schuine bundel verblindend licht op een klein binnenpleintje met een plantsoentje met donkergroene schaduwplanten . Witgeschilderde deuren met ruitjesglas keken rondom uit over het groen. Achter een van die deuren lag de mess, het avondmaal was er in volle begankenis. Wij slopen door een van de deuren een sanitaire ruime binnen en trokken ons elk met onze zak kleren terug in een kleedhokje. Veel tijd was ons niet gegund, zware voetstappen klonken over de binnenkoer en enkele tellen later werden de kleedcabines een voor een opengetrokken en ja natuurlijk, de spionne(n) werd(en) snel ontdekt! Nu ja, spionnen was duidelijk een groot woord maar het spel werd wél gespeeld. De matrozen waren geweldig hun nopjes met de onverwachte vangst en zo ook wij. We genoten van de spanning en de ondeugd.
Hoe is dat alles nu verder verlopen. Concrete herinneringen ontbreken. Ik weet weinig of niets meer van 'verhoor', noch van 'vrijlating'. Wel dat we werden meegenomen naar het planton en ik meen dat we ook het cachot hebben gezien. Misschien ik alleen, om beurten, voor verhoor zogezegd. De matrozen draaiden alleszins rond mijn zus als duivers rond een duivin.
Voor mij waren het gewoon toffe gasten. Achter het stuur van hun ouderwetse VW-dienstcamionetten imponeerden ze mij graag met korte rukken links en rechts waarmee ze de camionetjes op drie wielen dwongen, 'de' Jean bijvoorbeeld, die kon dat als geen ander. Hij had een maat, een zeker Freddy, met hangsnor, die mij af en toe aan de schoolpoort kwam ophalen. Zijn donkerblauwe Triumph TR-6 décapotable met zijn donker geronk trok dan ieders aandacht en ik, ik mocht daar gewoon inspringen, 't portelle opendoen en instappen was goed voor bompa's. Ze kwamen ook bij ons thuis, keken mee tv en kregen net als wij een wortel om te knabbelen. Moeder vond dat hilarisch, hoe hoger de rang, hoe meer plezier ze daarin had. Zo was er was er ene bij, ik meen mij nu terug te herinneren dat die Paul Storme heette. Hij was kapitein en meende het zogezegd 'serieus'. Mij was hij te uitsloverig, ik vond het een onsympathiek streverke, echt een kwal.
No comments:
Post a Comment
reactinos or comments