Bij de bioshop in 't stad. Ik ben er tonijn in blik gaan halen voor Victor zijn tapenade, een klassieker ondertussen. Mijn fiets ligt buiten aan de ketting. Ik duw mijn boodschappen in de tas en haal hem van het slot. In mijn ooghoek zie ik twee meisjes naderen, jonge vrouwen, mooie, zuiderse types. Eentje komt op mij af. Zonder één woord duwt zij een papier onder mijn neus, een handtekeningenactie. Met haar pen als aanwijzer dwingt ze mijn blik over de tekst. Woord na woord wijst zij mij beslist door de hoofding. Het tempo is perfect op mijn leessnelheid afgestemd. Over twee lijntjes word ik uitgenodigd om mij van mijn beste kant te laten zien en een fonds voor doven te sponsoren. Daaronder een 10-tal namen met handtekening en een postcode. Aan het eind van elke lijn het bedrag van de geschonken som, schommelend rond de 20 euro. Het meisje kijkt me uitnodigend aan. Twintig euro, aan de hoge kant vind ik maar ik weet wel een biljet van vijf in mijn broekzak zitten, zopas aan de kassa weergekregen. Na een korte evenwichtsoefening -we steunen toch ook al enkele hulporganisaties bij maandelijkse donatie- vul ik grootmoedig mijn gegevens in. Niet ongevoelig voor het compliment drukt het meisje mij met twee vingers een dankbare 'kus' tegen de schouder. En dan, terwijl ik mijn geld uit mijn achterzak opdiep wil ik dat papier er toch nog eens op nakijken. Op het voetpad voor de winkel staat de zoon van Jacques en José schabben af te wassen. Zij begonnen de zaak eerst in Merksem, verhuisden een paar keer en vestigden zich uiteindelijk in Schoten waar zij de winkel altijd maar uitbreidden en nu runt de zoon met succes hun tweede zaak in de stad. Terwijl hij een schap omkeert zegt hij dat als hij van mij was dat hij het niet zou doen, hij moet mijn aarzeling opgemerkt hebben. Op het papier staat ook niks dat de inzameling enige legitimatie verleent en plots slaat de balans door, ik vertrouw het niet meer. Ik vraag het meisje de pen terug en schrap mijn gegevens, dat ik toch niet meedoe. Terwijl ze haar neus in de hoogte steekt gritst ze me het papier uit handen en beent geagiteerd weg. Ik wil van de zoon graag weten of hij ervaring heeft met die meisjes. Hij weet dat zij al een tijdje in de buurt rondhangen, georganiseerd, en dat ze ook binnen in de winkel opereren, de doorsnee bioklant oogt voorzeker als gesneden uit het geschikte, niet erg harde hout. Ik ben in ieder geval blij dat ik me heb bedacht, een beetje trots ook, toch minder makkelijk te lijmen dan het eerst had geleken.
Onze poezen hebben meer succes met de jacht, diezelfde ochtend vingen ze een muisje. Onder de terrastafel zaten ze er met tweeën op te kijken. Het beestje leefde nog maar het had zo te zien zijn bekomst al gehad, geen schijn van uitkomst meer. Uitgeput lag het daar tussen de ijzeren onderstellen van onze oude caféstoeltjes. Daar vonden de poezen maar niks aan, ze tikten hun prooitje af en toe eens aan in de hoop dat het nog een beetje zou proberen vluchten, het zijn jagers met een volle pens. Normaal gezien voel ik nogal snel de impuls om zo'n beestje te ontzetten en er met de schup snel een eind aan te maken, korte pijn, van mijn vader meegekregen, denk ik. Maar met die muis heb ik weggekeken in de hoop dat het vanzelf maar gauw voorbij zou zijn, want dat afmaken doe ik niet anders dan plichtbewust, met grote tegenzin. Dat ik deze keer wel aan mijn plicht verzaakte moet aan een droom hebben gelegen die ik de nacht voordien had. Een grote vis lag aan mijn voeten te spartelen. Het was een vette, waarlijk enorme karper van het soort dat mij doet gruwelen zoals ze, gewend aan dagjesmensen, consumenten aan de waterkant, mekaar met opengesperde muilen aan de voederplaats verdringen, bedelend om stukjes brood en speculaasjes, altijd een leuk voor de Klein Mannen. Mijn droomvis had minder perspectieven, hij lag hulpeloos in het stof te spartelen en er was nergens zelfs maar een plasje te bekennen. Mijn rekening was gauw gemaakt. Plichtsbewust maakte ik van mijn hart een steen en hief de schup hoog, meest geschikt voor een welgemikte genadeslag. Met grote uitpuilende ogen en een geluidloos gapende muil lag de vis aan mijn voeten, de blik in paniek op mij gericht. De schup suisde neer maar miste doel, het beest lag nu lelijk toegetakeld te kronkelen. Dus mikte ik opnieuw nog eens en nog eens en nog eens en met elke gemiste houw stapelde de miserie zich verder op. Het moet door die droom zijn dat ik 's morgens bij dat kat-en-muisspel besloot de natuur de natuur te laten zodat ik met een slap gevoel maar gauw weggekeken heb. Maar even later kwam Victor beneden en al dadelijk had ook hij het gebeuren opgemerkt. Ogenblikkelijk schoot hij in actie en geen twee minuten later had hij het muisje in een doosje uit de klauwen van de katten gered. Liefst was hij er meteen mee naar een dierenarts gevlogen maar we hebben de muis wijselijk in een oud aquarium ondergebracht. Op de bodem spreidden we een dikke laag droge cacaodoppen waarin we een omgekeerde bloempot draaiden. Die vonden we in de hof waar hij heel de winter buiten had gelegen, hij sprak ons direct aan omwille van de gezellige vorm en speelse tekening, hij gaf ons terrarium iets van kabouterland. Toen we hem van tussen het onkruid opraapten bleek de bodem losgekomen, waarschijnlijk kapotgevroren. Zonder bodem was het omgekeerd bloempotje niet alleen bijzonder attractief maar vooral een gedroomde schuilplaats voor onze beschermeling. Victor schudde het muisje uit de doos. Compleet van de kaart bleef het ter plekke liggen, de ademhaling razend als een stoomlocomotiefje. Als het zich trachtte te verplaatsen verliep dat heel erg moeizaam, met veel gewiebel, centimeter per centimeter. Toch had het zich even later in die omgekeerde bloempot gewerkt waar het veilig beschut tegen de wand wegkroop. Victor vond op het internet dat muizen van verdiepingen houden dus maakte hij een tafeltje dat we in het terrarium plaatsten. Met een stuk kippengaas dekten we het verblijf. Nog een bakje met fris water en eentje met muesli (van Lima!) erbij en er restte ons niets anders dan afwachten en hopen dat het goed zou komen. Dat dat tegen de verwachtingen in geen ijdele hoop was bleek 's namiddag al. De muis had zich flink hersteld en kroop snuffelend rond, de spitse neus en fijne snorhaartjes beweeglijk zoals het hoort. En wat meer is, het at en het dronk! Misschien, als onze geïmproviseerde verblijfplaats dan toch zo geschikt was konden we het muisje een tijdje houden. Op een gegeven moment had het zich een uitweg gevonden en zat het boven op het kippengaas. De sprong naar de vrijheid eindigde in een visnetje. We hadden toen het beestje moeten laten gaan maar dat leek ons op dat moment te vroeg. De katten liepen immers nog rond, niet-begrijpend speurden ze de omgeving af, snuffelend naar hun rechtmatige prooi. Ons muizenverblijf was ten andere zo gezellig, in onze ogen althans, dat we blij waren onze muis terug te hebben. We vervingen het kippengaas door een stuk geperforeerde vezelplaat, een flinke baksteen drukte de plaat vlak zodat geen kiertje openbleef. Het leek een juiste beslissing, het muisje leek tevreden en als het moe werd draaide zich in de bloempot een gezellig nestje waar het lekker ging liggen slapen, wat een luxe! Maar die avond kwam het zijn nestje niet meer uit. En de dag nadien ook niet. Pas toen tegen de middag de zon door de glazen zijwand kwam binnen schijnen stak het de kop weer op, maar dan zo krachteloos dat het herboren vertrouwen in een bestendig herstel al gauw plaats maakte voor een nieuw gevoel van teleurstelling en zelfverwijt. Ik trachtte mezelf nog wijs te maken dat het vast nog niet helemaal uitgeslapen zou zijn van de voorbije emoties maar dat waren praatjes voor de vaak, het beestje heeft de avond niet meer gehaald. Hadden we het maar vrijgelaten.
|
110512 - Thuis in Borgerhout - Ontsnapping |
|
110512 - Thuis in Borgerhout - sprong naar de vrijheid |
|
110512 - Thuis in Borgerhout |
|
110512 - Thuis in Borgerhout |
|
110512 - Thuis in Borgerhout |
|
110512 - Thuis in Borgerhout |